Chemici

Wie was Martin Heinrich Klaproth

Martin Heinrich Klaproth was de derde zoon van de arme maar gerespecteerde kleermaker Johann Julius Klaproth. Hij was voorbestemd om geestelijke te worden. Kort na zijn 15de verjaardag dwong een vervelende gebeurtenis hem echter de Latijnse school in Wernigerode te verlaten.

Klaproth besloot apotheker te worden, waarschijnlijk vanwege zijn connectie met de natuurwetenschappen. In 1759 werd hij leerling in een apotheek in Quedlinburg. Hij moest hard werken van zijn leermeester en hij kreeg weinig tot geen theoretische opleiding en nog minder vrije tijd. In 1766, twee jaar nadat hij gezel was geworden verhuisde hij in dezelfde hoedanigheid naar Hannover. Daar kreeg hij eindelijk de gelegenheid om de apotheek te overstijgen. Hij koos voor scheikunde en las de teksten van Cartheuser en Spielmann en hij voerde veel kleine onderzoeken uit. Na twee jaar Hannover, gevolgd door tee en een half jaar Berlijn en een paar maanden Danzig vestigde hij zich in 1771 weer in Berlijn. Tijdens zijn eerste decennium daar voorzag hij in zijn levensonderhoud door een kleine apotheek van een overleden vriend te beheren. In 1780 trouwde hij een rijke vrouw en dat stelde hem in staat om een eigen apotheek te beginnen.

Martin Heinrich Klaproth
Martin Heinrich Klaproth

Ondertussen had Klaproth zijn zoektocht in de scheikunde voortgezet. In 1776 publiceerde hij voor het eerst toen een vriend hem vroeg een hoofdstuk over de chemische eigenschappen van kopaal te schrijven. Kopaal is een harsachtige substantie.

Omstreeks 1780 voelde Klaproth zich voldoende deskundig om toestemming te vragen om privé-colleges over scheikunde te mogen geven onder auspiciën van het Medisch-Chirurgisch College in Berlijn. Dit verzoek werd door de professoren van de universiteit geblokkeerd.

In 1782, na het publiceren van verschillende artikelen over chemische onderwerpen bevind Klaproth zich in een sterkere positie. In dat jaar werd hij benoemd op de tweede leerstoel voor farmacie bij de hoogste medische raad van Pruisen en kort daarna kreeg hij toestemming om les te geven over scheikunde. Zo begon hij op relatief hoge leeftijd van 39 jaar aan zijn bestuurs- en onderwijscarrière.

In de loop der jaren groeide Klaproth door in de Pruisische medische bureaucratie en in die tijd verzekerde hij zich ook van verschillende onderwijsposten. Hij was van 1782 tot 1810 privé-docent aan het Medisch-Chirurgisch College; leraar scheikunde aan de mijnbouwschool (1784-1817); hoogleraar scheikunde aan de artillerieschool (1787-1812) en hoogleraar scheikunde aan de Filosofische Faculteit van de universiteit van Berlijn (1810-1817). Klaproth had zijn apothekerswinkel niet meer nodig, die werd met een leuke winst verkocht en in 1803 verhuisde hij naar het nieuwe laboratoriumcomplex van de academie. Hier werkte Klaproth tot aan zijn dood door een beroerte op nieuwjaarsdag 1817.

Alhoewel zijn rijke vrouw en invloedrijke vrienden Klaproth hadden geholpen om zijn carrière op gang te brengen waren het zijn prestaties als chemicus die zijn latere opkomst bepaalden. Zijn belangrijkste werk lag in de analytische chemie. Vanaf de jaren 1780 was Klaproth een van de belangrijkste analytisch chemici van Europa.

Klaproth werkte met mineralen uit alle delen van de wereld en hij ontdekte of was mede ontdekker van zirkonium (1789), uranium (1789), titanium (1792), strontium (1793), chroom (1797) en cerium (1803). Hij bevestigde eerdere ontdekkingen van tellurium (1798) en beryllium (1798).

Naast deze elementen ontwikkelde Klaproth diverse nieuwe technieken. Zo ontdekte hij bijvoorbeeld dat veel bijzonder onoplosbare mineralen kunnen worden opgelost als ze eerst tot een fijn poeder worden vermalen en worden versmolten met een carbonaat. Hij introduceerde het gebruik van bariumnitraat bij de afbraak van silicaten.

Klaproth vestigde ook voortdurend de aandacht op de noodzaak om besmetting door apparaten en reagentia te vermijden of er rekening mee te houden. Het belangrijkste was dat hij brak met de traditie om “kleine” verliezen en gewichtstoenames bij analytisch werk te negeren. In plaats daarvan gebruikte hij verschillen van meer dan een paar procentpunten om foutieve en onvolledige analyses op te sporen. Toe hij eenmaal tevreden was met zijn procedure voor het analyseren van een mineraal rapporteerde hij zijn uiteindelijke resultaten inclusief de resterende verschillen. Deze praktijk werd een afspraak met de volgende generatie analisten.

Klaproth vermeed actieve deelname aan de theoretische ontwikkeling van de scheikunde. Dat heeft het internationaal enthousiasme  voor zijn werk niet getemperd. Onder de talrijke onderscheidingen die hij ontving was het lidmaatschap van de Royal Society of London (1795) en, veel belangrijker, het lidmaatschap als een van de zes buitenlandse medewerkers van het Institut de France in 1804.

Martin Heinrich Klaproth werd op 1 december 1743 geboren in Wernigerode en hij overleed op 1 januari 1817 in Berlijn.